inspiratie,  life,  textiel

Op bezoek bij The Knitwit Stable

In het kader van de week van de circulaire economie bezocht ik afgelopen zaterdag the Knitwit Stable. In Nederland zijn er erg veel schapen, maar doen we vrij weinig met de wol. Aan wol kleeft het idee dat het kriebelt en ouderwets is. The Knitwit Stable wil de waarde van wol weer vergroten door kennis te verspreiden en verschillende duurzame toepassingen onder de aandacht te brengen.

Tijdens de open dag van afgelopen zaterdag konden we (ik was er met een van mijn dochters) een kijkje nemen bij verschillende activiteiten van de The Knitwit Stable. We begonnen in de winkel. Daar konden we de verschillende soorten truien die ze verkopen bekijken (en bevoelen). Mooie naturel kleuren en tijdloze modellen. Dat begrepen we nog beter toen we de prijs van de tuien zagen. Ik heb maar één keer een kledingstuk gekocht dat duurder was (en van die aankoop heb ik veel spijt gehad).

Onze volgende stop was buiten. Hier kregen we meer informatie over de schapen. Op de boerderij houden ze vooral merinoschapen en angorageiten. Er liepen kleine lammetjes. De wol van merinoschapen is wat zachter dan van het huis tuin en keuken schaap dat hier in Nederland rondloopt. Nederlandse schappen worden vooral gefokt om opgegeten te worden. Er zijn er ook die goed werk doen als natuurbeheerders. Die grazen het heidegebied goed kaal. Maar met hun wol wordt weinig tot niets gedaan.

We kunnen de verschillende soorten wol voelen. Het zachtst zijn de krulletjes van de angorageiten. Deze geiten hebben trouwens geen wol, maar haren. Dat maakt het scheren tot een veel tijdrovendere bezigheid. Iets dat ze bij the Knitwit Stable zo diervriendelijk proberen te doen, wat natuurlijk nog meer tijd kost. De wol gaat naar Noord-Italië waar het gewassen en gesponnen wordt. Dat is de dichtstbijzijnde plek waar je dat kunt laten doen. Als het gaat om grote hoeveelheden.

Wanneer de wol dan weer terugkeert, worden er verschillende producten van gemaakt. Er zijn drie breimachines ter plekke waarmee de eigen collectie wordt gemaakt én waarmee ook producten voor modeontwerpers gemaakt kunnen worden. Op het moment dat wij er waren, werden er mutsen gemaakt voor het merk Joe Merino. Per muts was de machine een kwartier bezig. Over een trui doet hij een heel stuk langer.

Ik vond die breimachines er heel indrukwekkend uit zien. Ze stampen en puffen en produceren allerlei vormen in allerlei materialen. De vrouw die verantwoordelijk is voor de breimachines vertelde er ook enthousiast over en liet ons van alles voelen en zien. Ik wist niet dat je iedere dag die machines moet oliën. En dat je aan ieder gebreid item een start-stukje moet breien van een andere kleur… dat er later dus met de hand afgehaald moet worden.

Als laatste bezochten we het atelier waar de truien in elkaar gezet worden. Ook daar is een machine voor, maar die moet je wel met de hand instellen én vullen. Je moet daarvoor de steken op pinnen zetten en laten corresponderen met de steken van het andere pand. En dan kun je de naad dicht maken. Op deze manier kunnen per dag drie a vier truien in elkaar gezet worden. Vrijwilligers zorgen daarna nog voor nette boorden, het wegsteken van losse draden en brengen versieringen aan.

Ik begon steeds meer te begrijpen waarom die truien in de winkel zo duur zijn. Als je ziet hoeveel arbeid en aandacht er in gaat zitten om zo’n product op een eerlijke en duurzame manier te maken, dan kun je op je vingers natellen, dat dat de prijs van een trui uit de fast fashion industrie niet klopt. Ik wist wel dat die niet klopte, maar na mijn rondleiding over The Knitwit Stable werd het me duidelijk dat het nog veel erger niet klopt, dan ik al dacht. Eigenlijk is het belachelijk hoe goedkoop kleding is.

Misschien dat ik in de toekomst zo’n trui ga aanschaffen.

Op de site van de Knitwit Stable vind je nog veel meer informatie over wol

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *