schilderen,  Techniek,  tekenen

10 manieren om diepte in je werk te krijgen

Tijdens mijn laatste werkbespreking constateerde mijn docenten dat mijn werk af en toe een beetje plat is. Dat kan een keuze zijn, maar geeft ook ruimte (😉) voor meer onderzoek en experiment. Tijd dus om even op een rijtje te zetten: hoe kun je eigenlijk diepte suggereren op het platte vlak?

1. De perspectiefregels toepassen

De meest voor de hand liggende manier om dieptewerking in je tekening te krijgen is om de perspectiefregels te volgen. Ik voel bij het woord al direct weerstand omdat ik daarbij zo’n wiskundig idee krijg. De uitleg is altijd veel te technisch én tekeningen die vanuit de regels gemaakt worden zien er snel een beetje houterig uit.

Toch is het wel goed om een beetje de basics van het lijnperspectief te snappen. Het idee dat er zoiets is als ooghoogte is en dat lijnen die evenwijdig aan elkaar lopen naar hetzelfde punt verdwijnen is handig om te weten. Net als dat de huizen in een straat hoe verder ze weg staan, steeds kleiner worden en dat een cirkel een ovaal wordt als je er schuin op kijkt.  

Het is moeilijk om te zien waar die lijnen dan samenkomen, dat punt ligt vaak een eind buiten je papier. Maar door rechte lijnen naast de schuine lijnen te zetten en te kijken naar de hoek ertussen, kun je de richting van de schuine lijn goed inschatten. Als  je op deze manier jezelf controleert, kom je al een eind. Persoonlijk heb ik daar vaak genoeg aan.

2. Zie je werk als een toneeldecor

Doen alsof je schilderij een toneeldecor is kan ook helpen. Daar heb je vaak een voorgrond, een achtergrond en iets ertussenin (het middenplan). Vooraan staan een aantal gedetailleerde voorwerpen zoals een stoel of een tafeltje met een plant erop. Meestal spelen de acteurs daar naast én daar achter. Op het midden van het toneel gebeurd het meest. In de achtergrond zie je dan bijvoorbeeld een muur of een uitzicht waar vóór de acteurs spelen.

Dit noemen ze ook wel het denken in plans. Doe alsof je door een kijkdoos naar binnen kijkt en verdeel wat je ziet in groepjes, die achter elkaar staan. Voor op je doek of papier is het eerste plan. Het achterplan ligt het hoogst op het vlak en stelt datgene voor wat het verst weg ligt. Hierbij worden de dingen die dichtbij staan groter afgebeeld dan de dingen ver weg. Wat op de voorgrond is, teken je VOOR elementen die meer naar achteren staan.

3. Overlapping

Als je werkt met een voor, midden én achtergrond teken je dingen die zich op één van die drie plekken bevinden vaak deels over elkaar heen. Denk aan een landschap: de bergen in de achtergrond gaan deels schuil achter de bomen die ervoor staan, terwijl die bomen op hun beurt ook weer een stukje verdwijnen achter het schuurtje op de voorgrond. Juist dat ze achter elkaar verdwijnen zorgt ervoor dat je een gevoel van diepte ervaart.

Dit idee kun je ook gebruiken voor minder realistische voorwerpen. Als je vlakken deels over elkaar heen schildert, dan krijg je vanzelf een gevoel van diepte. Wanneer je die vlakken dan ook nog van je papier af laat lopen (en dus worden afgesneden), krijg je nog meer diepte. En dat kun je natuurlijk ook doen met realistische elementen.

4. Een groot donker ding op de voorgrond plaatsen

In schilderijen zie je heel vaak een donker ding op de voorgrond. Dit noem je een repoussoir. Vaak is dit de schaduw van iets dat je niet ziet, maar ook bosjes, boomstronken en hekken doen het goed. De donkere kleur steekt af tegen een lichte achtergrond. Je blik wordt naar de diepte van de voorstelling getrokken. Het is een truckje dat ervoor zorgt dat de toeschouwer betrokken wordt bij wat je hebt geschilderd. Je kunt bij het werk dat ik hierboven heb geplaatst het effect zien.

5. Schaduwen toevoegen

Licht en donker in je werk helpt sowieso bij het gevoel van diepte. Door schaduw op en naast voorwerpen aan te brengen, suggereer je dat het voorwerp meerdere kanten heeft (plasticiteit). En dat heeft weer een gevoel van ruimtelijkheid en dus van diepte. Hier kun je je helemaal in verliezen als je wilt dat je voorstelling zo realistisch mogelijk wordt. Schaduwen weglaten maakt plat.

6. Sferisch perspectief

Rond dezelfde tijd dat het lijnperspectief werd uitgevonden (Renaissance) zie je ook het sferisch perspectief opkomen, bijvoorbeeld in het werk van Rogier van der Weyden. En bijvoorbeeld in het landschap van de Mona Lisa. Je kunt namelijk ook met behulp van kleur een gevoel van diepte aanbrengen. Je schildert bruine kleuren op de voorgrond, groen in het midden en blauw in de verte.

Ik lees dat er een wetenschappelijke verklaring is voor het feit dat dingen in de verte altijd een beetje blauwig ogen: ‘Als het licht de waterdamp en stofdeeltjes in de atmosfeer passeert, absorbeert de nevel de warme kant van het lichtspectrum van de stralen die op de heuvel weerkaatsen, waardoor alleen de koelere blauwe stralen zichtbaar zijn. Om deze reden hebben de kleuren in de verte de neiging blauwer te zijn.’

Je kunt door de kleuren op de voorgrond iets meer okergeel doen om de kleuren wat warmer te maken. Voor het middenstuk gebruik je dan minder oker en meer (phtalo)blauw en titaanwit en in de achtergrond geen oker maar alleen blauw en wit.

7. Warme / heldere / lichte kleuren voor

Kleuren kun je nog meer inzetten om de diepte te benadrukken. Zo hebben warme, lichte én felle kleuren de neiging om naar voren te komen in tegenstelling tot koele, donkere én vergrijsde kleuren. Dit vind ik zelf nog steeds moeilijk. Ik heb de neiging om rood in de achtergrond dezelfde rood te laten zijn als in de voorgrond, maar voor meer diepte, moet je deze achterste rood dus een beetje afzwakken door er iets van de complementaire kleur aan toe te voegen.

8. Steeds minder details in de verte

Als je in een landschap staat, kun je elk detail zien van de bloemen vlak voor je voeten, terwijl een veld zonnebloemen in de verte niets meer is dan een gele veeg. Hoe verder dingen weg zijn, hoe minder details je kunt zien. Dus: schilder op de voorgrond meer details dan op de achtergrond. Vervaag steeds meer als iets verder weg is, trek vormen samen, laat dingen weg.

Ik lees dat je voor de voorgrond een groter penseel en dikkere penseelstreken kunt gebruiken. En dat je voor het middenstuk kleinere penselen kunt gebruiken, waarbij je ‘afzonderlijke markeringen laat samenvloeien tot egalere vlaktes’. Dit voelt voor mij contra-intuïtief omdat ik denk: op de achtergrond heb je grotere vlakken, dus gebruik je een groter penseel. Maar ik herken wel dat ik op de voorgrond de neiging kan hebben om details te gaan friemelen met een smaller penseel. Dat niet doen? En dikkere verftoetsen helpt dus ook op de voorgrond.

9. Contrast komt naar voren

je kunt voorwerpen of vlakken ook naar voren laten komen, door sterke contrasten te gebruiken. Grote contrasten zorgen voor diepte, minder contrast maakt je werk vlakker. Ik denk dat dit voor mij ook een aandachtspunt is. Ik heb de neiging om contrasten af te zwakken.We hebben hierboven eigenlijk al verschillende soorten contrasten opgenoemd (kleur, licht, detaillering), maar het is goed om te beseffen dat het dus ook het contrast is wat voor diepte zorgt.

Je kunt contrast inzetten als een soort verdubbelaar. Warme kleuren voor geven diepte, laat je in de voorgrond je warme kleuren ook nog meer contrasteren dan de koele kleuren in de verte, krijg je een EXTRA gevoel van diepte.

10. wat verf je over wat?

Dit doe ik zelf vaak verkeerd. Ik schilder eerst de figuur en bedenk daarna wat ik met de achtergrond wil,. Je kunt aan de randen van de figuur zien dat de achtergrond er niet achter zit, maar ertegenaan én soms zelfs een piepklein beetje eroverheen. Daardoor krijg je het gevoel dat de achtergrond niet doorloopt achter de persoon en dat geeft dus een gevoel van platheid. Het is aan te bevelen (voor je dieptewerking) om van achter naar voren te schilderen.

En dit is zeker ook van belang als je abstracter werkt. Als je een lijn of een vlak over een ander vlak zet, krijg je een heel ander resultaat dan als je het naast elkaar doet of andersom. Denk ook aan punt 3: overlapping.

Hoeveel dieptewerking je in je werk wilt hebben is natuurlijk aan jou. Je schildert tenslotte een schilderij en dat hoeft niet precies de werkelijkheid na te bootsen. Eerlijk gezegd: liever niet. Het gaat erom dat je jou kijk op de wereld vastlegt. En dat mag ook plat. Zoek daarin naar wat je zelf mooi vind. 😊

Citaten komen uit het boek: Rosalind Cuthbert, Olieverf vraag en antwoord: praktische oplossingen voor technische problemen, Librero 2004. Daarnaast heb ik op internet gekeken en gebruik gemaakt van mijn eigen aantekeningen van verschillende lessen door de jaren heen .

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *