conté,  inspiratie,  modeltekenen,  online les,  tekenen

Uncanny Bodies: nieuwe inspiratie voor modeltekenen

Tijdens het lezen over textiele kunstvormen stuitte ik op ‘soft sculpture’: beelden gemaakt van zachte materialen. Een interessant concept. Daarom intrigeerde de aankondiging van een online modelsessie met een model gecombineerd met soft sculpture me meteen. Dus gaf ik me op. En blij toe, want deze online workshop van London Drawing Group vond ik fantastisch.

De inleiding was al interessant. De host gaf een korte inleiding over ‘uncanny’ in de kunst. Ze beschreef het als: je herkent wat je ziet, maar merkt ook dat er iets niet aan klopt en dat geeft je een ongemakkelijk, angstig gevoel. Het begrip wordt gebruikt om situaties te beschrijven waarin iets heel bekends geplaatst wordt in een verontrustende, vreemde of taboe omgeving. Het zal je niet verbazen dat je dit in het surrealisme veel terug ziet.

Het is ook een begrip waar meerdere filosofen zich over hebben gebogen. Zelfs Freud heeft er een heel – vrij taai – essay geschreven, waarbij hij zich verdiept in de linguïstische kanten van het begrip, dat in het Duits ‘unheimlich’ is. Heim is huis en dat is veilig (meestal), maar heimlich betekent ook verborgen en in het geheim. Unheimlich, waar je dan dus van zou denken het is NIET heimlich, dus niet geheimzinnig, is juist een creepy situatie. Interessant!!

We krijgen een aantal voorbeelden te zien. Denk aan de poppen van Hans Belmer en de soft sculpture van Dorothea Tanning. Kunstenaars die gebruik maken van de verwachtingen die je hebt als je een lichaam ziet en die dan spelen met die verwachting. Bijvoorbeeld door het te combineren met iets wat niet kan. Op deze manier geven ze commentaar op het lichaam. We zien bijvoorbeeld ook een werk van Jess Fan: een heleboel buizen in een ovalen emmer. Je krijgt gelijk een associatie met darmen en een beetje een vies gevoel.

Zelf aan de slag

Voor deze sessie is er naast het model een, ja wat is het? Soft Sculpure: een stapel witte extra lichaamsdelen, gemaakt van witte stof. Ze zijn soepel en zacht als kussens. De ene heel herkenbaar als hand en arm, de ander meer een onbestemd stuk been met een stuk onderrug. Er is ook een ladder, waar zowel model als sculptuur zich doorgeen rijgen. De sessie bestaat uit verschillende poses van het model en de soft sculpture in verschillende omstrengelingen.

We beginnen eerst met een paar korte schetsen van alleen de losse body parts. En dan een paar van het model alleen. Als je wilt, kun je die zelf combineren. Ik doe dat met de helft van deze korte standen. De rest van de sessie bestaat uit poses van vijf, tien en vijftien minuten waarbij het model en de soft sculpture in een verwarrende kluwen echte en nep lichaamsdelen op het scherm te zien zijn.

Ik vind het een leuke uitdaging om of ik onderscheid tussen model en sculptuur kan aanbrengen of om te proberen er zoveel mogelijk een eenheid van te maken. En ondertussen nadenken over waar mijn voorkeur naar uit gaat. Ik krijg visioenen van schilderijen vol gestapelde lichaamsonderdelen. Wat zou ik daar mee willen zeggen? Moet ik daar iets mee willen zeggen?

Na twee jaar modeltekenen op De Toets merk ik dat ik er een beetje op uitgekeken raak. Het negatieve imago van modeltekenen op de NAU werkt daar zeker aan bij. Maar ik merk ook dat ik het liefste mensen of situaties schilder die me iets doen. Ik schilder landschappen waar ik zelf geweest ben, waarbij de herinnering aan die plek me inspireert. Of foto’s van mensen waarbij ik nieuwsgierig ben naar het verhaal van die persoon. De schrijfster in mij slaat dan aan dan voelt het schilderen als een passende manier om dat verhaal te vertellen. Modeltekenen gaat vaak vooral over techniek, over kijken en over weergeven wat je ziet. Ik begin daarin het verhaal te missen.

Maar deze sessie prikkelt juist mijn fantasie. Juist ook de tekening die je hieronder ziet, waarbij ik het blaadje moest vouwen voordat ik ging tekenen. Na acht minuten moest ik het open vouwen. Er zat een vreemd gat in mijn tekening! Dat probleem oplossen: wat teken je in het gat? Ik merkte dat ik eerst alle elementen langer ging maken, wat ik niet heel fantasievol van mezelf vind. Toen heb ik mezelf meer vrijheid gegeven.

Ik weet niet in hoeverre het begrip ‘uncanny’ van toepassing is op wat ik zie en wat ik teken, maar het begrip houd me nog wel bezig. Ook het idee van een woord dat zo’n tegenstelling in zich heeft, vind ik interessant. Eens nadenken of ik zelf zo’n woord kan verzinnen. Wat ik ook goed vond was dat er werd gezegd: ‘modeltekenen hoeft niet alleen maar in te houden dat je tekent wat je ziet. Het hoeft niet het eindproduct te zijn. Dare to be disruptive.’ Food for thoughts 🙂

2 Comments

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *